-
1 dehors
dehors1 [dəor]〈m.〉♦voorbeelden:1 au dehors • (van) buiten, aan de buitenkantau dehors de • buitensous les dehors de la religion • met de godsdienst als dekmantel————————dehors2 [dəor]〈 bijwoord〉♦voorbeelden:dîner dehors • buiten(shuis) etenêtre dehors • uit zijnde dehors • van buitenmarcher les pieds en dehors • met de voeten naar buiten gericht lopens'ouvrir en dehors • naar buiten toe opengaanen dehors de • buitenc'est en dehors du sujet, de la question • dat staat buiten de zaakpar dehors • buiten omdehors! • eruit!1. m 2. m pluiterlijk, voorkomen, schijn3. adv1) buitenshuis, (er)buiten2) (er)uit -
2 sous les dehors de la religion
sous les dehors de la religionDictionnaire français-néerlandais > sous les dehors de la religion
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский